Voorstel Intrekken Art. 2 Kostenbesluit gemeentelijke parkeerbelasting
28 apr 2025
Juridische adviesbureaus maken vaak bezwaar tegen de kostenposten die gemeenten opvoeren bij naheffingsaanslagen voor parkeerbelastingen. Dit leidt tot tijdrovende procedures. Wij stellen voor dit te herzien en voortaan het door de Minister vastgestelde maximumbedrag als uitgangspunt te nemen. Dit zou de werkdruk voor gemeenten en de rechterlijke macht verminderen en het aantal bezwaarschriften beperken. Het voorstel biedt gemeenten nog steeds de mogelijkheid om lagere kosten vast te stellen dan het maximum.
Minder juridische rompslomp rond parkeerbelastingen: Schaf artikel 2 van het kostenbesluit af
Steeds vaker duiken juridische adviesbureaus op parkeerbelastingzaken, waarbij het gemeentelijke kostenbesluit centraal staat. Ze maken regelmatig bezwaar tegen de manier waarop gemeenten hun kosten berekenen voor het opleggen van een naheffingsaanslag. Dit kost gemeenten veel tijd, geld en moeite. In dit artikel wordt gepleit voor een simpele oplossing: schaf artikel 2 van het Besluit gemeentelijke parkeerbelastingen af en gebruik voortaan alleen het door de minister vastgestelde maximumbedrag. Dit voorkomt veel onnodige juridische procedures en zorgt voor verlichting bij gemeenten én rechters.
Waar draait het om? Het kostenbesluit onder vuur
Juridische adviesbureaus – vaak no cure, no pay – richten zich steeds vaker op de manier waarop gemeenten de kosten berekenen die zij in rekening brengen bij een parkeernaheffing. Ze maken er een gewoonte van om de onderbouwing van deze kostenposten aan te vechten. En hoewel ze daar regelmatig geen gelijk in krijgen, kost het gemeenten wél veel tijd om de bezwaren te weerleggen.
Wat staat er in de wet?
Artikel 2 van het Besluit gemeentelijke parkeerbelastingen bepaalt welke kosten een gemeente mag meenemen in de berekening van de naheffingsaanslag. Denk aan personeelskosten, informatieverwerking, afschrijving en overhead. De wet schrijft voor dat alleen deze – limitatief opgesomde – kosten meetellen. De gemeenteraad stelt vervolgens een gemiddeld tarief vast, gebaseerd op de geraamde kosten.
Daarnaast bepaalt artikel 3 dat de minister jaarlijks een maximumbedrag vaststelt dat gemeenten mogen rekenen voor het opleggen van een naheffingsaanslag. Voor 2025 is dat bedrag € 78,80. Dit maximum mag onder geen enkele omstandigheid worden overschreden, zelfs niet als de werkelijke kosten hoger liggen.
Twee regels, één probleem
De combinatie van artikel 2 (rekensessie) en artikel 3 (plafond) zorgt voor verwarring. Artikel 2 is namelijk alleen van belang als de uitkomst van de gemeentelijke berekening onder het maximum blijft. Maar in de praktijk blijkt vaak dat gemeenten juist onder hun eigenlijke kosten blijven zitten. Ze nemen namelijk niet altijd alle toegestane kostenposten mee in hun berekening. Juridische bureaus kunnen makkelijk bezwaar maken, simpelweg omdat de berekeningen onvolledig of onduidelijk zijn.
Oplossing: schaf artikel 2 af
Door artikel 2 uit het besluit te schrappen, wordt veel onnodige administratie en juridische strijd voorkomen. Gemeenten kunnen dan gewoon het door de minister vastgestelde maximum hanteren, zonder ingewikkelde berekeningen per parkeergebied of naheffing. Dat is eerlijk, duidelijk en scheelt enorm veel werk.
Wil een gemeente toch een lager bedrag hanteren? Dat mag natuurlijk nog steeds – het blijft aan de gemeenteraad om dit te bepalen.
Voordelen voor iedereen
Het schrappen van artikel 2 biedt voordelen voor alle betrokken partijen:
- Gemeenten besparen tijd en juridische kosten.
- Rechters worden ontlast van onnodige procedures.
- Juridische adviesbureaus zullen geen kansloze zaken meer starten.
- Gemeenteraden behouden de vrijheid om lagere bedragen te hanteren.
Een oproep aan de VNG en de Minister
Daarom pleiten wij ervoor dat de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) dit voorstel met een positief advies voorlegt aan de minister. Een kleine aanpassing met grote impact – minder regeldruk, minder juridische strijd en meer duidelijkheid voor burgers en gemeenten.